Het is voor veel mensen een gruwel: onverlaten die proberen je woning binnen te dringen. Inbrekers, insluipers of zelfs overvallers: ze zijn uit op 1 ding. Jouw spullen. En eventueel jouw geld, als je te maken krijgt met een brutale overvaller die je voor hem laat pinnen. Inbrekers zijn in die zin geniepiger: die slaan toe als je er niet bent en als het huis onbewaakt is achtergelaten. Het is daarom zaak om te voorkomen dat een inbreker een kans krijgt. Beter is het om te zeggen: om het aantal kansen voor de inbreker zo ver mogelijk terug te dringen. Maar hoe maak je het een inbreker lastig?
Zorg voor verwarring
Een inbreker die twijfelt, komt niet binnen. Zelfs voor de meest onverschrokken inbreker geldt: als ik niet honderd procent zeker weet dat er niemand thuis is, ga ik liever niet naar binnen. Het risico dat je als inbreker wordt opgemerkt door de bewoner van het huis, is simpelweg levensgroot. Het is dus zaak om de woning altijd bewoon te laten ogen.
Dat doe je in de winter door te werken met tijdschakelaars en veel licht en in de vakantieperiode door mensen te vragen de plantjes water te geven en de krant op te ruimen. Daarmee wek je de indruk dat de woning in gebruik is: er zijn voor de inbrekers mensen thuis.
Zorg voor een goede beveiliging
Een goede beveiliging van de woning bereik je in ieder geval met een paar goede sloten. Zeker de sloten met een SKG-keurmerk, die inbrekers dwingen om in ieder geval 3 minuten bezig te zijn met het openbreken van het slot, zijn de moeite waard. Je kunt deze sloten zelf monteren, maar beter is het om je te laten adviseren door een expert.
Wees alert
Let erop wat er de in buurt gebeurt. Veel inbrekers maken misbruik van de gelegenheid. Vergeet jij je raam dicht te doen? Dan klimmen ze naar binnen. Vergeet jij de deuren op slot te doen? Dan flipperen ze letterlijk die deur open. Let er dus op dat je alert en waakzaam bent.